Dubbeldoelkoeien, hoe en waarom?

1 juli 2021 blog image

Dubbeldoelkoeien zijn koeien met een dubbele functie. Nederlands rundvlees komt voor het overgrote deel (ca. 95%) van de koeien uit de zuivelbranche. Ze worden in de eerste plaats gehouden voor de productie van melk, en uiteindelijk ook voor vlees. De actuele aandacht voor de dubbeldoelkoe is er op gericht dit rundvlees beter in beeld te krijgen en beter te waarderen. Nadat de dieren niet meer voldoende productief voor de melk, dus letterlijk uitgemolken zijn, dan worden ze zo goed mogelijk aangesterkt, zodat er weer meer vlees op de botten komt en ze beter geschikt zijn voor de slacht en beter vlees opleveren.

Naast het ‘upgraden’ van de Nederlandse melkkoe maakt het ook verschil welk runderras de veehouder voor zijn bedrijfsvoering gebruikt. De melk- en vleesproductie van meer specifieke dubbeldoelrassen ligt in de regel wat lager dan de opbrengst aan melk of vlees van rassen die speciaal voor een van deze twee doelen gefokt zijn.

 

De beste allrouders en meer

Dubbeldoelkoeien zijn niet alleen ‘betere allrounders’, maar hebben als bijkomend voordeel dat ze duurzamer zijn, mede omdat hun productie vrijwel volledig op gras gebaseerd is – sommige koeien worden bijgevoerd met mais, restproducten of incidenteel wat krachtvoer. Bovendien hebben deze dieren een langere levensduur dan koeien die op basis van krachtvoer topproductie leveren. Dubbeldoelrassen zijn ‘oude’ runderrassen. Van deze rassen leven er relatief weinig koeien in Nederland, waardoor ze zelfs als ‘zeldzaam’ worden beschouwd. In ons land komen verschillende dubbeldoelrassen voor. Traditioneel, rond 1900, waren dat Fries-Hollands, Groninger Blaarkop en MRIJ (Maas-Rijn-IJsselvee), later uitgebreid met de variaties Roodbont Friesvee, Lakenvelder, Brandrood rund, Witrik en Fleckvie.

In de jaren ’50 en ’60 van de vorige eeuw stapten veehouders geleidelijk over van dubbeldoelkoeien op melkkoeien. Dit kwam o.a. door de komst van de melkmachine en verbeterde technologie. Ook verschoof de zuivelmarkt van vette boter naar eiwitrijke kaas, voor veehouders extra reden om voor melkkoeien te kiezen. In de jaren ’80 kwamen de Amerikanen met een speciaal voor melkproductie gefokte koe, die zeer succesvol zou blijken: de Holstein-Friesian. Dat ras vindt zijn oorsprong in het dubbeldoelras Fries-Hollands.

 

De Nederlandse melkveestapel

In grote delen van Nederland (met name de veenweidegebieden) is wat agrarische bestemming betreft alleen grasgroei mogelijk (weilanden). Niet voor niks is de melkveehouderij de grootste veehouderijsector in ons land, met vooral melkkoeien van het ras Holstein-Friesian. In Nederland zijn er naar verhouding relatief weinig rundveehouders die dubbeldoelkoeien houden van de meer specifieke rassen, die het meest geschikt voor zijn voor de dubbele functie; ons land kent zo’n 30.000 tot 35.000 runderen van dit zogenaamde ‘gemengde type’. Tot de tweede helft van de 20e eeuw was de dubbeldoelkoe erg populair. Daarna stapten veehouders geleidelijk over op melkvee, dat dus vooral voor één hoofddoel gehouden wordt: veel melk. Vlees van ‘aangesterkte’ koeien is prima kwaliteitsvlees, en kan zeker voor meer doeleinden gebruikt worden dan alleen worst of gehakt. Het leent zich goed voor culinaire bereidingen.

Het aantal specifieke dubbeldoelkoeien is in ons land de afgelopen jaren sterk afgenomen. Tussen 2016 en 2018 daalde de stapel van 5000 naar 3000 dieren, mede als gevolg van het overheidsbeleid rond het fosfaatrechtenstelsel. Erg jammer want raszuivere dubbeldoelkoeien zijn robuuste dieren met een lange levensduur. Ze leveren langer melk dan koeien die puur voor de melk worden gehouden en hogere volumes opleveren, zoals een Holstein-Friesian.

Voordeel kalverhouderij

Voordeel van dubbeldoelkoeien voor de kalverhouderij is dat er meer Nederlandse kalveren op de markt komen. Er zijn immers meer koeien nodig om dezelfde hoeveelheid melk te produceren. Met meer dubbeldoelkoeien is Nederland minder afhankelijk van kalverimporten uit het buitenland. Een ander voordeel van een dubbeldoelkalf is dat het een robuuster dier is. Vergelijkbaar met de kalveren uit Ierland kan gesteld worden dat bevleesde kalveren minder antibiotica nodig hebben en meer kilo’s vlees produceren met dezelfde hoeveelheid voer.

Meer dubbeldoelkoeien in Nederland betekent meer in Nederland geboren kalveren. Zo zijn er voor Nederlandse kalfsvleesbedrijven minder importen vanuit het buitenland nodig. Dat heeft positieve gevolgen voor de footprint van een productie op basis van dubbeldoelkoeien. Een mooi perspectief voor de toekomst!